Het is donderdagmiddag. De dag wordt gekenmerkt door een droge hitte die de bruinrode, onverharde weg omhult in stof. De eens groene planten bedekt met een oranje laag. Koeien met hun enorme horens sjokken langzaam vooruit, de wevervogels vullen de bomen met hun unieke nestjes en de Manyanja rivier kronkelt onverstoord het moeras door. Daar, aan het begin van het dorp, tegenover Buurthuis YOUnity, vinden we Jajja Zainah. De oma van Lukumbi.
Jajja Zainah, Zainah’s oma, geboren op 25 september 1955 in Lukumbi, kreeg de naam Namusisi Angerina. Ze groeide op met haar ouders, broertjes en zusjes in een lemen hut. De kinderen liepen vrij door het dorp en het was de verantwoordelijkheid van iedereen om op de kinderen te letten. Was een moeder op zoek naar haar kind, dan verspreidde dit zich als een lopend vuurtje en stuurde men het kind met enige haast naar huis. Het land gaf eten, de rivier gaf water. Angerina volgde zes dagen per week de roodbruine weg omhoog naar school. ‘Later word ik dokter, verloskundige,’ vertelde ze trots aan iedereen die het wilde horen. Totdat ze op haar twaalfde voor de laatste keer thuiskwam van school. Het geld was op.
Namusisi Angerina, weduwe sinds 1993, woont in Lukumbi op dezelfde plek waar ze al die jaren geleden geboren is. Ze woont met haar twee kleinkinderen Mubiru Muzafaru (12) en Mamutebi Zainah (8) in een bakstenen huis met drie kamers. Het lemen hutje is met de tijd vergaan. Los daarvan lijkt de tijd vrijwel niks te hebben aangetast. Sinds die ene dag in 1967, een paar jaar voor het schrikbewind van de slager van Oeganda, heeft Angerina de zorg gedragen voor haar familie, haar man, haar kinderen en nu haar kleinkinderen.
We vinden Angerina samen met kleindochter Zainah in haar huis, schuilend voor de brandende middagzon. Ze ontvangt ons met open armen en zet een houten bankje klaar voor ons. Zelf legt ze een gevlochten mat neer en gaat op de grond zitten. Verwachtingsvol kijkt ze ons aan en in de daaropvolgende minuten vertelt ze ons haar verhaal.
Jajja Zainah heeft geen werk. Werk is in Oeganda net zo moeilijk te vinden als een huis in Amsterdam. Ze heeft een paar koffiebomen. In de oogsttijd, als de oogst niet mislukt, kan Angerina de vruchten verkopen. De opbrengst is alleen bij lange na niet genoeg om haar te voorzien tot de volgende oogst.
Na de vraag: ‘maar hoe leef je dan?’ Verschijnt er een glimlach op haar gezicht. ‘God voorziet’, zegt ze. Angerina vertelt dat er op de moeilijkste momenten altijd wel iemand komt met wat eten, zeep, hout of water. Het dorp, haar mensen, het land en de rivier bieden dezelfde steun als zoveel generaties geleden. Ondanks haar tekorten voelt ze zich gezegend. Met het kleine beetje wat ze heeft, zorgt ze ervoor dat haar kleinkinderen naar school kunnen. Zo lopen zij zestig jaar later zes dagen per week dezelfde roodbruine weg omhoog. Elk met hun eigen toekomstdroom.
Jajja Zainah, moeder, oma, weduwe en boerin, heeft haar hele leven gezorgd voor haar familie. Haar verhaal heeft zich rondom dit kleine stukje van de wereld afgespeeld. Angerina’s wereld lijkt zo klein en toch is haar wereld gevuld met het allerbelangrijkste: familie, liefde en geloof.
Dat geeft toch even stof tot nadenken